Er was eens een knecht die elke ochtend twee kruiken water ging halen. Hij moest daarvoor een halve kilometer lopen voordat hij bij de put was, en daarna noest hij weer een halve kilometer terug lopen naar het huis van zijn heer. De knecht nam dan twee kruiken mee, de kruiken waren mooi, groot en stevig. Maar in een van de twee kruiken zat een grote barst. Als de knecht water had geput en weer terug liep naar het huis klotste het water dor de barst van de kruik heen op de grond, zodat als ze bij het huis van de heer waren de kruik met de barst nog maar half vol was. Zo ging dat elke keer. De knecht ging met twee lege kruiken van huis weg en kwam met volle en een halfvolle kruik terug. De kruik met de barst voelde zich schuldig, omdat hij maar voor de helft kon doen waar hij voor gemaakt was.
Op een dag vroeg de kruik met de barst aan de knecht of hij het niet erg vond dat hij maar de helft van het water binnen zich kon houden. De knecht antwoordde: ,,Nee dat vind ik niet, ik kan jouw juist heel goed gebruiken!’’ De kruik met de barst vroeg verbaasd ,,Maar waarvoor kunt u mij dan gebruiken? Ik heb niets voor u gedaan! Ik kan niet eens voldoende water in mij houden..’’ De knecht glimlachte en zei ,,Als we morgenochtend weer naar de put heen en weer gaan moet je maar goed om je heen kijken dan zie je het vanzelf. De volgende dag pakte de knecht weer de twee kruiken, liep naar de waterput en kwam weer terug met een volle en een halfvolle kruik bij het huis van zijn heer. Toen richtte hij zich tot de kruik met de barst en vroeg hem wat hem opgevallen was. De kruik met de barst antwoordde: ,,Er is me niets opgevallen… Ja één ding, op de heenweg was de kant van de weg saai, dor en droog en op de terugweg stonden er allemaal bloemen langs de kant van de weg. Maar verder heb ik niets gezien.” De knecht zei toen ,,Ik heb langs de ene kant van de weg waar we op de terugweg langs komen bloemenzaadjes gezaaid. Elke dag als we daar langs kwamen en het water door jouw barst naar buiten klotste, kregen de zaadjes water. Nu is die kant van de weg mooi met allemaal kleurrijke bloemen. Ik heb jouw gebrek gebruikt om er iets moois van te maken!”
Nu de kruik dit wist voelde hij zich niet langer meer schuldig maar trots. Hij was trots op zijn gebrek omdat er iets moois van werd gemaakt en hij leefde nog lang en gelukkig.Laat je gebrek gebruiken door God, Hij zal er iets moois van maken. Juist door jouw fouten heen kan God werken!